Het eerste decennium Leeuwarder filmgeschiedenis (1896 – 1906)

Levende photografie. Levende beelden. Levende schilderijen. Projecties. Tableaux. Allemaal termen die de eerste tien jaar na de introductie van film in 1896 gebruikt werden om het nieuwe medium aan te duiden. Het is algemeen bekend dat Leeuwarder Christiaan Slieker in deze periode belangrijk was voor film, ook in Leeuwarden zelf. Maar er was nog weinig bekend over wat er buiten Sliekers filmvoorstellingen om in Leeuwarden gebeurde op filmgebied. Tot nu. Het eerste decennium Leeuwarder filmgeschiedenis, van 1896 tot 1906, in vogelvlucht.

Door Evelien van der Kooi (dit artikel werd gepubliceerd in Leovardia, april 2016)

De geboorte van film
Als film gedefinieerd wordt als een techniek die bewegende beelden vertoont, kon Nederland vanaf 28 december 1894 kennismaken met film. Vanaf toen waren er in Amsterdam kinetoscopen opgesteld. Dit waren kijkkasten, uitgevonden door Thomas Edison, waarin men voor tien cent een klein, kort filmpje kon zien. In Leeuwarden stond de eerste kinetoscope opgesteld in Hotel Centraal op 18 maart 1896 “en volgende dagen”. Wat er precies vertoond werd, is onduidelijk. Maar populaire kinetoscope-filmpjes toonden danseressen, smeden en bokswedstrijden. De advertenties voor de kinetoscope in Hotel Centraal, geplaatst in de Leeuwarder Courant, omschreven de uitvinding in lyrische bewoordingen: “NIEUW WONDER. EDISON’s nieuwste en merkwaardigste uitvinding THE KINETOSCOPE. Beelden worden levend.” Ondanks de tot de verbeelding sprekende advertentie, is het de vraag of Hotel Centraal succes had met de vinding. De kinetoscope was in Nederland geen succesvolle vorm van vermaak. Wel erkende men het potentieel van de kinetoscope op wetenschappelijk gebied. Dit gebeurde ook in Leeuwarden, toen de kinetoscope op de nijverheidstentoonstelling in juli 1896 op het terrein van de Harmonie tentoongesteld werd als één van de nieuwste wetenschappelijke vindingen. Kinetoscopen en soortgelijke niet-projecterende filmapparaten bleven in de volgende jaren sporadisch opduiken in cafés in Leeuwarden. In 1896 nog in Grand Café Neuf op de Voorstreek, in 1899 op Weerd 13 en in 1900 in Café de Nederlanden.

Maar al snel na de introductie van de kinetoscope, kwam de overtreffende trap van de uitvinding op de markt: apparaten die film op een groot scherm konden projecteren. Nu hoefde de kijker niet meer een zere rug te krijgen van het gebukt naar een filmpje zo klein als een postzegel turen. In plaats daarvan kon men van film genieten op een groot scherm, met meerdere mensen tegelijk. Onder andere pioniers als de gebroeders Skladanowsky, de gebroeders Lumière en Thomas Edison maakten apparaten die filmprojectie mogelijk maakten. De bekendste in Nederland is de kinematograaf, het apparaat dat de gebroeders Lumière uitvonden. De eerste Nederlandse filmvertoning met geprojecteerde films vond plaats op 12 maart 1896, toen Camille Cerf met een kinematograaf een voorstelling gaf in Amsterdam. Na Amsterdam volgden andere steden. Deze filmvertoningen waren een groot succes en vonden plaats op verschillende plekken: zaaltjes van hotels en cafés, leegstaande winkels en soms als onderdeel van een variétéprogramma.

Film op de kermis
In Leeuwarden ontstond een nieuwe vertoningscontext, toen Christiaan Slieker in 1896 een filmvertoning op de jaarlijkse julikermis verzorgde, één van de grootste Nederlandse kermissen op dat moment. Slieker was hiermee de eerste exploitant van een reisbioscoop die van kermis naar kermis trok en koploper in een belangrijke trend. Door Slieker werd de kermis namelijk in de vroege periode één van de belangrijkste vertoningscontexten van film. De verwachtingen voor deze eerste geprojecteerde filmvertoning in Leeuwarden waren hooggespannen. Slieker verspreidde strooibiljetten door de stad, waarin hij de werking van de kinematograaf uitlegde. “Levende schilderijen, tentoongesteld door den KINEMATOGRAAF”, kopte het biljet. De werking, herkomst én mogelijkheden van de kinematograaf werden uitgelegd. De Leeuwarder Courant, hierna afgekort als LC, besteedde voor de kermis al uitgebreid aandacht aan Sliekers kinematograaf. Een artikel van 17 juli 1896 begon als volgt: “Niets nieuws onder de zon” of, om met R. Akiba te spreken, “Alles is schon da gewesen”, zou men van de meeste kermisvertooningen kunnen zeggen. Niet echter van de Kinematograaf, te zien in eene op het Zaailand, tegenover het Gerechtshof, geplaatste tent.”

De kermisvoorstelling verliep echter niet bepaald vlekkeloos. Slieker kon pas halverwege de Leeuwarder kermis aanwezig zijn, doordat hij last had van technische problemen. Gelukkig was zijn moeite niet voor niets. De LC meldde dat de voorstellingen “de algemene belangstelling in hooge mate opwekten”. De breuk met de kinetoscope was overigens niet zo groot als het lijkt: Slieker vertoonde filmpjes van een bokswedstrijd, een gevecht in een herberg en een serpentinedanseres, allemaal gemaakt voor de kinetoscope. Het mocht de pret niet drukken. Na het succes in Leeuwarden sloeg Slieker zijn vleugels uit en reisde door naar kermissen in steden als Haarlem, Alkmaar, Utrecht en Nijmegen. In de winter nam hij zijn intrek in vaste zalen. In Leeuwarden herhaalde hij van 23 t/m 27 januari 1897 in de Stadsschouwburg zijn succes van de julikermis. Dit was gelijk de enige keer dat het publiek in 1897 “Edison’s wonder” in vol ornaat kon zien. Op de zomerkermis van dat jaar was geen film aanwezig. Wel stonden er een aantal kermisexploitanten die in de jaren daarna over zouden stappen op film, zoals Albert Frères met een theater met acrobatenshows, Herman Fey met een Palais Cristal Oriental en Hommerson & Fils met een luchtschommel. In 1898 was Slieker wel weer aanwezig op de Leeuwarder julikermis, maar toen was hij niet langer de enige filmexploitant op de kermis: Carmine Riozzi was ook aanwezig met zijn “Koninklijke gebreveteerde Cinomatograaf annex de Bioscoop”.

Amicitia

Vertoningen in vaste zalen
Vanaf 1898 werden filmvertoningen in vaste zalen in Leeuwarden gangbaarder. Hotel-café Centraal gaf van 9 t/m 11 november zes vertoningen per dag met de Bioscoop, een nieuw apparaat voor filmprojectie. Koningin Wilhelmina was Nederlands eerste filmster: haar inhuldiging in 1898 was vastgelegd op film en deze filmpjes waren razend populair. “Voor hen, die de inhuldigingsfeesten te Amsterdam niet konden bijwonen en zich moesten te vreden stellen met het lezen van de beschrijving daarvan in dagbladen, is thans de gelegenheid geopend, zich eenigszins schadeloos te stellen. Zij behoeven daartoe slechts een bezoek te brengen aan het café ,,Centraal’’,” stelde de LC. Sociëteit Amicitia vertoonde dezelfde filmpjes van de inhuldiging van Wilhelmina op 14 december, samen met filmpjes als “De keizer van Solo”, “De sultan van Djocjocarta” en het succesnummer “Kavallerie eene rivier overzwemmende bij avond”. In 1899 waren er weer vertoningen met de Bioscoop: in februari en december in de volkse Stadsschouwburg.

In 1900 was er een nieuw apparaat voor filmprojectie op de markt: de electro-biograaf. In februari 1900 gaf Herman Fey een uitgebreide reeks voorstellingen in de Harmonie. Leeuwarders liepen massaal uit om deze voorstellingen te bezoeken. Toen er op 18 februari geen filmvoorstelling was, maar de lichten van de Harmonie wel brandden, vormde zich een lange rij mensen, in de hoop dat er tóch een filmvoorstelling zou zijn. De LC meldde dat de mensen teleurgesteld afdropen toen bleek dat een “private partij” de Harmonie had afgehuurd. Niet alleen het publiek was onder de indruk: de LC schreef voor het eerst een recensie over een filmvoorstelling, waarin ze het hun “stadsgenooten” zeer aanraadden om de voorstellingen te bezoeken.

In 1900 was men alweer uitgekeken op de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Het publiek smulde nu van beelden van de Tweede Boerenoorlog, tussen Nederlandstalige Boeren in Zuid-Afrika en het Britse rijk. Vooral Paul Kruger, president van Zuid-Afrika en leider van de Boeren, werd in filmpjes neergezet als held. Fey vertoonde ook beelden van de Tweede Boerenoorlog in de Harmonie. Volgens de LC was het publiek laaiend enthousiast: “Paul Kruger ontbrak natuurlijk niet. Toen hij tevoorschijn kwam, gezeten in een staatsie-rijtuig, zich naar den Volksraad begevend, en daarbij door den pianist en den violist, die den geheelen avond de vertooningen begeleidden, de Transvaalsche Volksliederen werden gespeeld, zongen de aanwezigen deze uit volle borst mede, als gold het een ovatie aan Oom Paul in eigen persoon”, schreven ze in hun recensie, geplaatst op 14 februari 1900. De beelden bleken overigens al snel grotendeels nep: sommige filmpjes waren in scène gezet en bij anderen bleek zelfs dat de soldaten niet de heldhaftige Nederlanders, maar de Engelse vijanden waren! De pers en het publiek spraken er schande van en het gaf de reputatie van film een knauw. Dit was iets het medium niet kon gebruiken. Rond 1900 kwam film in Nederland namelijk in een crisis terecht. Leeuwarden was hierbij geen uitzondering.

George Christiaan Slieker en zijn vrouw Geertruida Akkerman

Crisis op de kermis
De crisis van film was in Leeuwarden het eerst merkbaar bij de reisbioscopen. In 1898 hadden Slieker en Riozzi beide op de julikermis gestaan met een reisbioscoop, maar weinig tot geen reclame gemaakt voor hun tent. In 1899 stonden de twee weer op de kermis, maar nu was hun reclamecampagne veel uitgebreider. Beiden plaatsten nu een langere advertentie. Hierin herinnerden ze de lezers aan het eerdere behaalde succes en benadrukten dat ze de nieuwste en mooiste films hadden. Bovendien moesten de bezoekers vooral op de juiste plaats zijn en de twee reisbioscopen niet door elkaar halen. Riozzi verspreidde ook strooi- en reclamebiljetten door de stad. Zulke uitgebreidere reclamecampagnes waren noodzakelijk geworden om publiek te trekken, want reisbioscoopexploitanten begonnen het steeds moeilijker te krijgen. De nieuwigheid van film was eraf en het publiek verloor haar interesse. Film bood niet veel meer dan al bestaand vermaak, zeker niet door de slechte beeldkwaliteit vol flikkeringen en getril. Ook waren er verschillende schandalen over filmpjes die nep bleken, zoals bij de beelden van de Tweede Boerenoorlog. Om publiek de reisbioscopen in te lokken, begonnen bioscoopexploitanten lokaal filmpjes op te nemen en deze te vertonen. Ook Slieker deed dat in Leeuwarden. In 1899 filmde hij het uitgaan van de Dominicuskerk en vertoonde dit op de julikermis.

Het mocht niet baten: een nieuwe generatie reisbioscoopexploitanten nam de positie van de vroege filmkoplopers over. Deze exploitanten kwamen met grotere en luxere tenten, die het publiek weer naar binnen wisten te lokken. In 1899 merkte Riozzi in zijn advertentie op: “Geen uiterlijk pracht en praal, maar de werkzaamheden binnen recommandeeren zich-zelf en geven aanleiding tot een tweede en herhaald bezoek.” Dit bleek wishful thinking. Een jaar later konden Leeuwarders op de julikermis namelijk genieten van een reisbioscoop die zowel uiterlijk pracht en praal als goede film had. De LC besteedde uitgebreid aandacht aan de reisbioscoop, van exploitant Benner. Dit geeft wel aan hoe indrukwekkend de reisbioscoop geweest moet zijn: de LC verloor na het eerste jaar van film op de kermis al haar interesse en schreef tussen 1897 en 1906 amper over reisbioscopen. Op 17 juli 1900 stelde de LC: “De tijd van de ‘’messegooierijen”, wassenbeeldenspellen, menageriën, zeemeerminnen is voorbij. Ze hebben moeten plaats maken voor andere attracties, die de geest van den tijd uitdacht. De bioskoop neemt thans een eerste plaats in onder de moderne vertooningen. Er is er dit jaar maar één bioskoop. Waren er meer gekomen, ze zouden weinig toeloop hebben gehad, want de bioskoop van den heer K. Benner is éénig in staat, om de buitenstaande toeschouwers te trekken. Uit tal van gloeilichten stroomt een zee van gekleurd electrisch licht, dat schitterend weerkaatst in het fraai geslepen spiegelglas.” Een journalist van de LC bezocht zelfs een voorstelling bij Benner, de eerste keer dat er in 1896-1906 een recensie verscheen van reisbioscoopvertoningen: de tent was “keurig ingericht”, de vertoning was “zeer verdienstelijk” en de vertoonde films waren “aardig”.

Dat het Benner was die Slieker van zijn troon stootte, moet extra wrang zijn geweest: toen Slieker op de julikermis van 1896 film introduceerde, was Benner ook aanwezig op de kermis, met een stoomdraaimolen. Door heel Nederland verdrongen de nieuwe luxere reisbioscopen de reisbioscoopexploitanten van het eerste uur. In 1901 stond Slieker nog een laatste keer op de Leeuwarder julikermis, maar hij had zijn goede positie verloren. Een paar jaar later verkocht hij zijn reisbioscoop.


Stadsschouwburg De Harmonie 1881-1895

Film uit het slop
De daling van de publieke interesse in film werd op de kermis tegengegaan door de luxere reisbioscopen. In de vaste zalen in Leeuwarden bleef een oplossing echter uit. In 1901 waren er nog wel wat filmvertoningen in vaste zalen: in februari in de Stadsschouwburg en in maart en september in Sociëteit Amicitia. En Frederik Keijzer gaf in juli in het Evangelisatielokaal in de Harniasteeg ook “anti-kermisvoorstellingen”, om “de Christenen de gelegenheid te geven geheel buiten de kermis om, op een genotvolle wijze den avond door te brengen”. In april 1902 en oktober 1906 verzorgde hij ook zulke christelijke filmvertoningen.

Tussen 1902 en 1904 waren het echt barre tijden: buiten de kermisvertoningen konden Leeuwarders nergens ‘levende fotografie’ bewonderen. Twee broers zorgden voor de redding van film in Leeuwarden: Bernard en Willy Mullens. Deze Bredase gebroeders hadden het kermistheater van hun ouders overgenomen en waren zich op film gaan richten. Onder de naam Albert Frères veroorzaakten ze in 1905 een mini-revolutie, die film in Leeuwarden weer op de kaart zette als amusementsvorm. Van 23 t/m 28 maart verzorgden ze ’s avonds in de “Groote Zaal” van de Harmonie filmvertoningen. Op zaterdag 25 en zondag 26 maart was er ’s middags ook een matinée voor families met kinderen. Door een uitgebreide reclamecampagne in de LC wisten de broers de aandacht van de pers en het publiek te trekken. Hun filmprogramma varieerde, maar bepaalde succesnummers kwamen altijd terug. Ha Ha die Oscar!!!, over een man die een contactadvertentie plaatst, was populair, net als Opera Faust en In de diepte der zeeën. Albert Frères vertoonde “louter gekleurde projectieën”. Deze filmpjes waren met de hand ingekleurd. Misschien hadden ze mede hier hun succes in Leeuwarden aan te danken: gekleurde filmpjes waren in Leeuwarden nog een nieuwigheid.

Dat succes begon niet al gelijk de eerste avond. Een journalist van de LC bezocht toen een voorstelling en stelde dat het publiek niet massaal uitgelopen was om de voorstelling te zien. De recensie die hij schreef was wel ontzettend positief: “belangwekkend in hooge mate… interessant… modern… zeer gesoigneerd en nauwkeurig… En dan dat schitterende spel van licht en kleur – ’t was soms als waren we in een feeënwereld verplaatst.” Het artikel, zie hiernaast, is zeker het lezen waard, omdat het heerlijk duidelijk de verschillen tussen de bioscoopervaring anno 1905 en 110 jaar later laat zien. Misschien dat deze positieve recensie, en later nog een positieve recensie over het kindermatinée, het succes stimuleerde. Of was het gewoon ordinaire mond-op-mond-reclame? Hoe dan ook, de rest van de Albert Frères-vertoningen werden goedbezocht. “De groote zaal in de ,,Harmonie” werd door meer dan 1400 menschen bezocht op zondag 26 maart. Het succes is OVERGROOT ALGEMEEN,” stelde advertentie van 28 maart 1905. Volgens de advertentie van 30 maart waren alle voorstellingen vanaf 25 maart uitverkocht. De gebroeders bleven uiteindelijk twee avonden langer in de Harmonie dan aangekondigd. De voorstelling van 29 maart was snel uitverkocht. De advertentie van die dag stelde: “Honderden moesten worden teruggezonden wegens gebrek aan plaatsruimte. Op verlangen van duizenden zal Donderdag 30 maart een Speciale Voorstelling gegeven worden… Plaatsbespreking dringend aangeraden.”

Een tweede kans
De succesvolle vertoningsreeks van Albert Frères had de belangstelling voor film in vaste zalen in Leeuwarden weer aangewakkerd, zowel bij de pers als het publiek. Filmexploitant Lohoff stond op de julikermis van 1905 met zijn “Grand Kinematograaf”. De LC schreef toen dat hij een behoorlijke vangst had gedaan qua publiek; het wilde best “bijten”. “Zeer voldoende zeker om te mogen veronderstellen, dat hij wel eens meer zijn netten hier zal uitwerpen.” Hier kreeg de LC snel gelijk in: al in januari was Lohoff terug, toen hij tussen 28 januari en 4 februari elke avond filmvoorstellingen gaf in de Stadsschouwburg. Alle rangen waren goed bezet. Net als bij de voorstellingen van Albert Frères waren ook hier vooral de feeërieke, gekleurde filmpjes erg populair. Ook de filmpjes waarbij geluid werd afgespeeld, waarschijnlijk door middel van een phonograaf, vielen in de smaak. Verder waren filmpjes van taferelen in het buitenland populair. Lohoff vertoonde bijvoorbeeld beelden van een treinreis door de Alpen, een parkgezicht in Barcelona en de kroningsoptocht in Indië.

Na het megasucces van 1905, was het niet verrassend dat Albert Frères in 1906 weer in Leeuwarden terugkwam. De gebroeders waren nu veel minder afhankelijk van advertenties: de LC besteedde al veel aandacht aan hen en het publiek had al kennis gemaakt met hun voorstellingen. De krant plaatste dit jaar zelfs een lang, tweedelig artikel, “Bij den operateur in de bioscope”. Hierin werden de Albert Frères geïnterviewd en vertelden ze van alles over het medium film, zoals hoe films en special effects gemaakt werden, hoe projectie werkte en wat de toekomst van film zou brengen. Bovendien stelden de broers dat ze van plan waren een film in Leeuwarden op te nemen, “De levensloop van een hoogen hoed”, over de reis van een afgewaaide hoed. Helaas viel dit plan in het water door weersomstandigheden, maar de Albert Frères namen wel in Marssum het filmpje “Fantasie-jacht op Frans Rosier” op.

In het artikel in de Leeuwarder Courant stelden de Albert Frères dat ze graag in de nabije toekomst film met geluid mogelijk wilden maken. Dat lukte ze niet, maar de gebroeders zetten film in Leeuwarden wel weer op de kaart. Vier jaar later, in 1910, opende de eerste vaste bioscoop zijn deuren. En met de opening van filmtheater Slieker Film in 2013, op hetzelfde plein waar Slieker Leeuwarden voor het eerst kennis liet maken met film, is de cirkel weer mooi rond.